8 november 1942

In de volgende brief is het fraaie handschrift van mijn opa behoorlijk veel slechter te lezen. Inmiddels is hij overgebracht naar kamp Westerbork. Ik herinner me nog hoe mijn oma vertelde hoe zij op station Arnhem afscheid van hem heeft kunnen nemen. Hij hield maar vol dat zij elkaar terug zouden zien, maar ze vertelde me dat zij diep in haar hart al wist dat dit afscheid voorgoed was.

Geachte mevrouw,
Hierbij doe ik U de laatste
brief toekomen van Uw man en
hoop dat U mij niet kwalijk neemt dat
ik hem eerst nu kan verzenden. Uw Man
zag er naar omstandigheden goed uit en
had geen verwondingen. De hoop uit-
sprekend dat U hem spoedig zult te-
rug zien groet ik U hartelijk en wens U
het beste.

Liefste Annie, Moe en kinderen,
Van verschillende zijden probeer ik je bericht te doen toekomen en hopelijk zal één ervan je bereiken. Je moet maar niet schrikken, maar ik ga naar Silezië, naar Auschwitz. Drie dagen reizen en dan een zestal weken ter oefening en oponthoud. De Joodsche raad kan er niets aan doen, door de straf zijn mijn voorrechten vervallen. Misschien was vroeger ingrijpen mogelijk geweest, maar nu gaat ’t niet meer. Ik leg me er dus maar bij neer, de pech achtervolgt me maar laat ons goeden moed houden want ’t was toch fijn dat ik jullie weer gezien heb. Laat ons hopen dat de oorlog spoedig voorbij is. Mocht Rien nog een middel weten om iets te bereiken bijv. bij generaal Christiaansen maar veel hoop is er niet. Houd je vooral goed hoor, blijf optimist, ik blijf ’t toch ook niettegenstaande alles. De reis van Assen naar Westerbork was verschrikkelijk en ook alle ervaringen hier waren zoo, dat ’t Huis van Bewaring een eldorado lijkt. Toch is ’t misschien beter weg te gaan dan hier te blijven. Gebruik van de reserves alleen in ’t uiterste geval, maar enfin je weet je wel te redden. Zorg voor een flink kind als ik niet zo gauw terug mocht zijn. Mouw kwam toevallig schoonmaken en ik heb de broodbonnen gegeven. Harry heeft hij nog gesproken en deze is vermoedelijk gevlucht, onder achterlating van bagage. Louis en Jet zijn weg, misschien zie ik ze nog. ’t Is hier net een gekkenhuis want we zitten met zijn alleen bijeen en mogen de barak niet uit. Slapen is hier uitgesloten, want mannen, vrouwen, kinderen alles ligt hier dooreen en in de kleren. Toch schijnt ook hier de zon. Mijn sleutels, vulpen en geld is mij afgenomen, en ik moest voor Lippman de waarde van zaak en meubilair opgeven. Nu schat houd je flink, hoor, ik heb ’t die 5 maanden gered dus de rest zal ook wel lukken. Stuur maar niet te veel pakjes, want veel is er uit. Mouw schrijft je ook. Nogmaals flink hoor kussen voor de kinderen, Moe en vooral voor jou.

Je Max

’t Eten was beter dan in Arnhem.

Nog een kans op honderd heb ik geprobeerd.

Plaats een reactie