De familie Worms

In mei 1978 gaat mijn oma zitten om wat aantekeningen te maken voor het verhaal dat ik samen met haar zal gaan schrijven. Deze aantekeningen krijg ik uiteindelijk door omstandigheden pas bijna 25 jaar later onder ogen. Het is een treurige opsomming van de teloorgang van de familie Worms. Mijn oma schrijft alles op wat zij van belang vindt ‘opdat zij niet zullen worden vergeten, en ook niet al het onrecht en alles wat fout was en nog steeds is in deze maatschappij’.

Mozes Worms

Als eerste noemt mijn oma Mozes Worms. Deze ex-diamantslijper woonde in Amsterdam aan de Vrolijkstraat 52-III. Mozes Worms was zeer muzikaal. Hij was gehuwd met Roza Sarphati. Kinderen uit dit huwelijk waren Rebecca Hanna, Jansje, Meijer, Rebekka, Sara Schoontje (Celien), Jesaia, Judith (Jet) en Levie (Louis). Na de geboorte van de laatste zoon – Louis – stierf zijn moeder. Mozes trouwde later met Elisabeth Katan.

Elisabeth Katan

Elisabeth Katan – kleine Oma, zoals ze werd genoemd – met mijn moeder, die naar haar vernoemd is.

Mijn oma schrijft: “Alhoewel ik de eerste vrouw van vader Worms niet heb gekend, weet ik dat het een zeer goed huwelijk is geweest en vader Worms een buitengewoon lieve en goede vader voor zijn kinderen was. In die tijd werd er vreselijk veel armoede geleden. Als diamantwerker verdiende hij natuurlijk aardig, maar met zeven kinderen en een zieke vrouw was het toch geen vetpot.”
Uit het huwelijk met Elisabeth Katan werden twee zonen geboren: Marcus (Max) en Hartog (Harry). Mozes en Elisabeth verhuisden van Amsterdam naar Arnhem en gingen inwonen bij mijn grootouders. Mozes Worms overleed in 1932 in Arnhem (hij ligt begraven op begraafplaats Moscowa te Arnhem, H0320).

Rebecca Hanna
Rebecca Hanna trouwde met Izaak Jacobs. Ze hadden geen kinderen. Zij werd op 1 oktober 1942 vermoord in Auschwitz, hij op 21 januari 1943.

Jansje
Jansje trouwde met Joël Jesajas Premselaar. Ze hadden geen kinderen. Samen werden zij vermoord op 26 maart 1943 in Sobibor.

Meijer
Meijer trouwde op zeer jeugdige leeftijd met Roos Melkman en kreeg drie zonen en een dochter: Mozes (Mou), Michel, Suze en Louis. Alle vier de kinderen waren zeer intelligent en artistiek. Meijer was een goede zakenman en stichtte samen met de heren Blokjesman en Appel een groothandel in elektrische materialen, gevestigd in Utrecht. Van alle kinderen dook alleen Meijer met vrouw en kinderen onder, in Heerlen, bij een zakenrelatie. Zij overleefden de tragedie. Na de oorlog bouwde Meijer zijn bedrijf in Utrecht weer op. Zijn partner Blokjesman en diens vrouw hadden geen kinderen. Zij werden gedeporteerd en keerden niet terug. De andere partner – Appel – en zijn echtgenote hadden een dochtertje: Roosje. De ouders werden vergast. Roosje Appel overleefde de oorlog en trouwde met Louis, de jongste zoon van Meijer Worms.
Nadat het bedrijf weer goed draaide kreeg Meijer een hartverlamming, hij was overwerkt. Het bedrijf werd toen voortgezet door Louis, zijn jongste zoon, volgens mijn oma “een eerlijk en zeer goed zakenman.” Het bedrijf werd later overgenomen door een groot concern. Louis werkte enige jaren zelfstandig als schroothandelaar. Hij ontdekte de grote zwendel en kwam in het nieuws via deze zogenaamde ‘schrootaffaire’, waaraan verschillende landen meededen. Louis bracht de zwendel in de openbaarheid door publicatie van brieven aan allerlei instanties en televisie-interviews. Het was een enorme teleurstelling voor hem dat de zwendel in de doofpot werd gestopt.
De oudste zoon van Meijer studeerde rechten en werd een zeer bekend advocaat in Amsterdam. Hij overleed veel te vroeg, zo vertelde mijn oma, in 1975. De tweede zoon van Meijer – Michel – studeerde aan de Handelsschool en was jarenlang chef inkoper bij Gerzon. Op het moment dat mijn oma aantekeningen maakte runde hij een eigen bedrijf in Amsterdam. Hij overleed in 1981. Dochter Suze verloor haar verloofde in de gaskamers. Haar verdriet hierover dreef haar naar Israel. Ze haalde ook haar moeder – Roos Worms-Melkman – naar dat land. Die overleed echter al na korte tijd. Suze trouwde met Walter Selig en kreeg een zoon. Ze overleed op 14 juli 2003.

Rebecca
Rebecca Worms was – zoals mijn oma het omschrijft – een debiele stumper, die in Huis ter Heide bij Utrecht was opgenomen sinds 18 februari 1928. “Ze was niet oproerig of kwaadaardig en heeft vaak bij ons gelogeerd. Ze was heel lief voor onze kinderen,” schrijft mijn oma.
In mei 1943 werd ze overgebracht naar kamp Westerbork, en van daaruit meteen op transport gezet naar Sobibor, waar ze op 28 mei 1943 werd vermoord.

Haar naam staat vermeld op een monument (3e rechtsonder) in de gemeente Zeist.rebekka-worms

Sara Schoontje
Sara Schoontje trouwde met Abraham van Kolm. Ze kregen op 4 maart 1929 een dochter, Rosa. Gedrieën werden ze vergast op 8 oktober 1943 in Auschwitz.

Jesaia
Jesaia overleed al op jonge leeftijd, amper 2 jaar oud.

Judith
Judith trouwde met Meijer Meijer. Ze kregen vijf kinderen: Roosje (11-9-1920), Grietje (26-4-1924), Clara (7-6-1932), Hanna (23-12-1933) en Izaak (28-1-1936). Judith werd samen met Grietje, Clara, Hanna en Izaak vergast op 5 november 1942in Auschwitz.

Roosje maakt onderdeel uit van het verschrikkelijke verhaal van het Apeldoornsche Bosch, een Joodse inrichting voor geesteszieken. Op woensdag 20 januari 1943 kwamen 100 man van de Ordedienst van Westerbork aan bij Het Apeldoornsche Bosch.  Diezelfde dag kwam iemand die bij de spoorwegen werkte, vertellen dat op het station van Apeldoorn een trein met 40 wagons klaar stond. Toen werd het duidelijk dat de inrichting ontruimd zou worden. De volgende morgen kwamen soldaten met geweren het terrein bezetten. Grote vrachtauto’s kwamen aanrijden en daarin werden de patiënten geladen. Op het station stonden goederenwagons klaar. De patiënten bleven rustig en verzetten zich niet. Ze liepen versuft de wagons binnen, een aantal van hen was naakt, anderen droegen dwangbuizen.Ook vijftig personeelsleden gingen mee, 20 gingen vrijwillig, 30 werden aangewezen. Vrijdag 22 januari 1943 vertrok de trein met ruim 1200 mensen om 7.00 uur uit Apeldoorn in onbekende richting. Later bleek dat de trein naar het vernietigingskamp Auschwitz was gereden. Van de patiënten en het personeel werd nooit meer iets vernomen.
De trein uit Apeldoorn kwam op zondag 24 januari in Birkenau aan. Ik heb op dat spoor gelopen. Vandaag de dag is het door onkruid overwoekerd en amper te vinden. Iedereen focust zich op dat bekende beeld van het spoor dat Birkenau binnenloopt. Dat is een fout beeld, die situatie ontstond pas na mei 1944. De zestien verplegers en zesendertig verpleegsters werden naar de quarantainebarakken van het immense concentratiekamp gevoerd. Sommige patiënten waren onderweg overleden, sommige anderen renden weg op het lange perron; zij werden neergeknald. De overigen werden door een joodse werkploeg (onder hen enkele Nederlanders), die door tierende SS’ers met knuppels opgejaagd werd, eerst in kipkarren gegooid en vervolgens in vrachtauto’s die kwamen aanrijden. De vrachtauto’s voerden hen niet naar de gaskamers, maar naar een van de grote langgerekte kuilen waarin de lijken van vergasten verbrand werden. De pas aangekomenen werden er middenin gesmeten. Brokken hout en blikken petroleum volgden. Deze manier van massamoord (levend verbranden) werd in Birkenau volgens De Jong vaker toegepast op slachtoffers voor wie men het in werking stellen van de gaskamers te veel moeite vond.

Ook Roosje stierf op 25 januari 1943.

Van Meijer Meijer is net als van mijn grootvader onbekend waar en wanneer hij stierf.

Levie
Levie (Louis) werd zakenman in Rotterdam. Hij trouwde met een nichtje van zijn tweede moeder: Henriëtta (Jet) Katan. Ze kregen twee zoons: Mozes Israel (27-8-1920) en Israel Marcus (5-12-1932). Jet werd samen met haar jongste zoontje op 19 oktober 1942 vermoord in Auschwitz. Levie stierf op 15 november 1942 in Kdo Bobrek. Op 30 april 1943 werd Mozes Israel vermoord in Auschwitz.

Max
“Vooral over Max Worms wil ik schrijven, die tien jaar mijn lieve man was en de vader van onze vier kinderen, waarvan hij er helaas maar drie heeft gekend,” zo schrijft mijn oma. “Marcus Worms werd geboren op 1 mei 1903 in Amsterdam. Hij was erg intelligent en won op het eind van de lagere school een prijs van een charitatieve vereniging als beste leerling van Amsterdam. Hij kreeg een spaarbankboekje en mocht naar de HBS. Bij het eindexamen hiervoor was hij weer de beste leerling. Hij kreeg een studiebeurs en hem werd een voogd toegewezen. Zelf wilde hij graag voor gynaecoloog studeren, maar zijn voogd – dr. Mendes de Lion – raadde hem dit sterk af en drong er op aan dat Max wiskunde ging studeren. Waarschijnlijk omdat hij daar erg goede cijfers voor had gehaald. Hij had inderdaad een wiskundeknobbel. Maar daarbuiten was hij een knap tekenaar en schilder en was hij zeer muzikaal. Ook was hij een goed schaker. In die tijd was er in een arbeidersgezin nergens geld voor. Zijn vader was afgekeurd wegens astma, al voor zijn 50e jaar. Hij had naar ik meen f 37,- per maand inkomen. Gelukkig droegen enkele kinderen uit het eerste huwelijk iets bij. Zij werkten allemaal vanaf hun 12e jaar, zodat de ergste armoede nog net buiten de deur bleef.”

“Max ging dus wiskunde studeren aan de Gemeentelijke Universiteit in Amsterdam. Met een krappe beurs. Alles wat gratis was bezocht hij of deed hij aan mee. Van studentenfeestjes of corps was natuurlijk geen sprake. De enige afleiding die hij had waren de zonen van zijn oudste broer, die niet zo erg veel jonger waren dan hijzelf. Hij hielp ze met hun huiswerk en ging met ze roeien, zwemmen, schaken, dammen, enzovoorts. Max verdiende wat zakgeld door op de postzegelmarkt in Amsterdam te staan. Hij was vanaf de lagere school een verwoed verzamelaar. Hij plakte alles zeer keurig in kleine schriftjes en verkocht daardoor nog wel eens met wat winst. Hij correspondeerde met heel veel filatelisten, overal vandaan. Zodoende had hij vaak goede of zeldzame postzegels, waarop hij iets kon verdienen. Daarmee kon hij ook zijn ouders iets ondersteunen in die ellendige jaren.”

“Hij haalde zijn tentamens glansrijk. Op één na. Ook onder de heren professoren vond je antisemieten. Max had al snel door dat bij een bepaalde professor joodse studenten het moeilijk hadden. Dag en nacht studeerde hij voor dat tentamen. Desondanks liet de antisemiet – prof. P. – hem een half jaar terugkomen. Het was een grote klap voor Max en voor zijn ouders. De studiebeurs was lang niet toereikend en Max had al met ontzettend veel moeite een lening van de gemeente Amsterdam losgeweekt. Zijn moeder troostte hem: ‘Dat half jaar komen we ook wel door, jongen.’ Na dat ellendige semester was Max midden jaren twintig eindelijk natuur-filosofisch docterandus. Maar het was een ellendige tijd om aan het werk te komen. Het was voor Max een opeenstapeling van sollicitaties en afwijzingen, van tijdelijk schrijfwerk voor kranten, correctiewerk. Gelukkig had hij nog altijd zijn postzegels.”

“Er was echter uitkomst in zicht. Zijn jongste halfbroer Louis was getrouwd in een familie met een kleine lampenkappenfabriek en kon wel een boekhouder gebruiken. Max ging in Rotterdam bij Louis in huis en kon toen zijn ouders elke maand f 40,- sturen. Zelf was hij altijd zuinig, hij dronk of rookte niet en spaarde altijd wel iets.”

Het verslag van mijn oma gaat nog even in op zijn vriendschap met Marcus Biedermann, zoon van rijke ouders, maar dan eindigt het abrupt.

Waarschijnlijk via zijn vriendschap met Marcus Biedermann werd mijn grootvader filiaalhouder te Arnhem van de electrotechnische groothandel Biedermann & Co.Rond 1934 kwamen de eigenaars, de gebroeders Jules en Isidoor Biedermann, op het idee om hun ondernemingen te verkopen en een Nederlandse filmstudio te stichten (de Cinetone studio te Duivendrecht). Mijn grootvader had weinig keus; met veel moeite is het hem gelukt om de middelen voor de overname te vinden. Dat betekende veel bezuinigen, onder andere werd de huurwoning in Hoogkamp verlaten en betrokken mijn grootouders de bovenwoning aan de Oeverstraat, ze gingen “boven de zaak” wonen.
Mijn grootvader werd dus eigenaar van de firma “Worms, vh Biedermann & Co”. Met enorme inzet heeft hij de zaak in de moeilijke periode voor de oorlog tot een succes weten te maken: groeiende omzet, magazijnpersoneel en reizigers, auto’s etcetera. De firma is in de oorlog geliquideerd, omdat mijn grootmoeder niet wilde scheiden en vervolgens aan de Wehrmacht leveren. Dat werd voorgesteld door enkele fijngevoelige Nederlandse nazis, onder het motto “Uw man ziet u toch nooit meer terug.”

Na de oorlog is de zaak met veel moeite opnieuw gestart, onder regie van een zekere heer Abas. Deze was meer geschikt voor het houden van veilingen. Beweerd wordt dat hij de zaak voor een appel en een ei heeft afgetroggeld, een aanzienlijk bedrag aan oorlogsschade heeft ingepikt, veel geld heeft verdiend op basis van de oude goodwill, en zich vervolgens snel failliet heeft laten verklaren.

Hartog
De jongste zoon Hartog – ofwel Harrie – heeft de oorlog overleefd door te ontsnappen uit Westerbork en onder te duiken. Op 17 augustus 1933 is hij in Groningen getrouwd met Bouwina Kamstra. Hij overleed – kinderloos – op 11 mei 1977 in Groningen. Bouwina overleed al in 1961.

Max (links) en Harrie (rechts).

Directe familie
Ik noem hier alleen de directe familie, de gezinsleden van mijn overgrootvader Mozes. De lijn van de familie Worms kan ik in ieder geval terug herleiden tot een verre voorvader die rond 1600 al in Amsterdam woonde: Hartog Worms. De naam werd toen ook wel gespeld als Wermz of Wirmz. Vanaf die tijd is de familie enorm gegroeid. Ik ben nog steeds bezig de stamboom verder compleet te maken, maar nu al kan ik zien dat honderden familieleden in de oorlog door de nazi’s zijn vermoord. In dit digitale monument voor mijn opa wil ik hen allen eren.

4 gedachtes over “De familie Worms

  1. Mijn moeder kwam van een familie Worms waarvan vele broers en zusters zijn vermoord. Als er iets van een stamboom is die verwijst naar Rosette Worms (geboren 1914) dan ben ik geïnteresseerd om meer te weten

    • Hallo Albert, ik ben op een gegeven moment beginnen de stamboom van de familie Worms uit te zoeken en vast te leggen. Toen ik nog niet halverwege was zat ik al op 1400 personen die in de oorlog zijn vermoord. Ik ben er toen maar even mee gestopt. In de stamboom komt Rosette van Feggelen-Worms voor. Geboren 1914, overleden in 1982 in Hoorn. Mocht je wat meer over de familie willen weten, mail me dan even: max@maxtack.nl. Warme groet, Max

  2. Dag Max

    We zijn met de stamboom bezig, jouw grootmoeder heet dus Antonia Geertruida Abelskamp, ik heb alleen een dochter Myra gevonden van 1940 en Elisabeth Anna (Bea) van 1934, ik weet dat er meer kinderen zijn geboren.

    ans meijlink (bestuurslid Stichting Stolpersteine Schiedam)

Plaats een reactie